Hij mompelt binnensmonds, tilt het wieltje een klein beetje op en probeert het nog een keer. Weer krassen. Maar niet voor lang. Muziek. Hij staat er trots naar te kijken. Ik zie de tedere treur in zijn ogen, net zoals die eerste keer toen we elkaar stonden aan te gapen: hij in de schommelstoel met een boek in de hand en ik die door het raam zat te koekeloeren. Hij verrast me, komt voor me staan, neemt mijn hand en trekt me zonder iets te zeggen rechtop.
‘De dans van liefde en verlies,’ zegt hij.
‘Ik kan niet goed dansen.’ Ik zeg het zacht en kijk weg.
Maar we praten niet verder en kijken elkaar ook niet in de ogen. Mijn hoofd past onder zijn kin en mijn hand ligt warm in zijn grote hand. Ik heb in geen jaren een mannenarm rond mijn middel gehad. Ik mag niet denken aan vroeger; het leven gaat niet achteruit. Ik ruik zijn hemd; het ruikt goed. We draaien rondjes op dezelfde plek. Mijn hand ziet erg bleek in de zijne; hij knijpt mijn vingers niet plat, maar houdt ze wel stevig vast. Ik weet niet wat er dan opeens gebeurt, maar ik raak een bodem en kan niet verder. Ik begin opeens weer te wenen en ik voel me een zwakke vrouw. Ik probeer het stil te houden. Hij merkt niks; ik buig mijn hoofd dichter naar zijn borst toe en hij laat de kin op mijn kruin rusten. Ik zou het niet erg vinden als mijn verhaal hier stopt.
Illustratie door Pieter Nolf